Het artikel Twintig jaar co-ouderschap, hoe is dat eigenlijk voor de kinderen? van Carlijn VisRinskje Koelewijn 23 februari 2018 in de NRC is een goed overzicht van co-ouderschap en de effecten hiervan op kinderen.
Hoewel de term co-ouderschap in dit artikel veel wordt gebruikt is een kleine kanttekening op zijn plaats. Co-Ouderschap als woord heeft geen wettelijke status. De wet spreekt over namelijk over gezag. Ouders hebben gezamenlijk gezag ( 50% vader -50% moeder). Dit zegt verder niets over de verdeling na scheiding van de zorgtaken. In het ouderschapsplan dienen de ouders aan te geven hoe ze de zorg van het kind regelen. Of een kind dan volledig bij moeder woont, maakt voor de gezagsverdeling niet uit. In Nederland, spreken we vaak over co-ouderschap wanneer de zorgtaken gelijkelijk over vader en moeder zijn verdeeld. Het kind woont dan ook vaak 50 % van de week bij de ene en 50% van de week bij de andere ouder.
Twintig jaar co-ouderschap, hoe is dat eigenlijk voor de kinderen?
Ouderschap kun je delen, kinderen niet. Of toch? Elk jaar scheiden in Nederland de ouders van 70.000 thuiswonende kinderen. Eén op de vijf stellen kiest na de scheiding voor co-ouderschap. Beide ouders de helft van de zorg, kosten, opvoeding en tijd voor de kinderen. Die wonen in twee huizen en pendelen met tassen, broers en/of zussen heen en weer. Week op, week af, of welk schema de ouders ook maar bedenken.
Het aantal scheidende ouders dat voor co-ouderschap kiest, is de afgelopen twintig jaar gestegen van 5 naar 20 procent. Co-ouderschap lijkt de beste oplossing voor een uit elkaar vallend gezin. De ouders zijn geen partners meer, maar blijven opvoeders. En ook voor het kind zou het beter zijn. Beter dan wonen bij één ouder, en de ander af en toe (of helemaal niet) zien. Alleen: of co-ouderschap ook echt goed is voor kinderen, of zelfs beter, is nauwelijks onderzocht. In elk geval niet voor of tijdens de introductie van de wetten die co-ouderschap mogelijk maakten.
De eerste lichting kinderen die is grootgebracht door co-ouders is nu volwassen. Ze kunnen terugkijken op hun jeugd, zijn misschien uit huis, hebben zelf liefdesrelaties. Hoe vonden ze het hun leven te verdelen tussen twee ouders? Hoe was het om in twee huizen te wonen? Om steeds weer afscheid te nemen? Hoe is de band met hun ouders?
Aan de Universiteit Utrecht en de VU Amsterdam doen juristen, pedagogen en sociologen onderzoek naar het effect van co-ouderschap op kinderen. Een eerste, voorzichtige, conclusie: de juristen zijn minder positief dan de pedagogen. De juristen zien ruziënde ouders, de pedagogen een hechtere band tussen een kind en beide ouders.
Twee wetten hebben de keuze voor co-ouderschap mogelijk gemaakt. In 1998 werd vastgesteld dat het gezag over de kinderen na de scheiding automatisch aan beide ouders toevalt. Voorheen hield één ouder, meestal de moeder, het gezag. In 2009 werd een ouderschapsplan verplicht. „Bij de totstandkoming van de wetten was het vaders tegen de moeders”, zegt Masha Antokolskaia, hoogleraar privaatrecht aan de VU in Amsterdam. „Gedeeld ouderlijk gezag gaf vaders slechts papieren rechten. Woonde een kind na de scheiding bij de moeder, dan had de moeder nog allerlei mogelijkheden de vader buiten te sluiten. Hij bleef een tweederangsopvoeder. Met name vaderorganisaties drongen erop aan het kind bijna letterlijk te verdelen.” Niet in vlees maar in tijd.
Er is niet minder ruzie
Elke maandag de beste stukken over zelfverbetering en levensvragen.
En zo kwam in de wet te staan dat beide ouders na een scheiding een gelijkwaardige rol moesten krijgen in de opvoeding. Ouders vatten dat op als een soort modern salomonsoordeel: ieder de helft. Dus moest het kind ook evenveel tijd doorbrengen bij vader en moeder. De Hoge Raad oordeelde anders, in 2010. Gelijkwaardig ouderschap hoeft niet gelijkheid in tijd te betekenen, maar in ‘waarde’. Hoe die gelijkwaardigheid dan moet worden ingevuld, is niet vastgelegd. Ouders moeten dat naar eigen inzicht overeenkomen en hun afspraken vastleggen. En dat gaat niet altijd even goed, zegt hoogleraar Antokolskaia. „In 2015 heeft een promovenda bij rechtbanken echtscheidingsdossiers opgevraagd van voor en na de invoering van het ouderschapsplan.” Wat blijkt: „Er is niet minder ruzie. Ook door ouders zelf gemaakte afspraken worden niet nageleefd.”
1980
Voor 1980 co-ouderde 1 procent op eigen initiatief.
1998
Wet: beide ouders houden gezag over de kinderen.
2009
Wet: ouderschapsplan verplicht bij scheiding.
2010
Hoge Raad bepaalt: gelijkwaardig ouderschap hoeft niet gelijk in tijd te zijn.
„Voor ouders is co-ouderschap een uitkomst”, zegt Antokolskaia. Dat blijkt uit Australische en Zweedse studies. Vaders hebben evenveel rechten als de moeder, moeders evenveel vrijheid als voorheen de vader. „Het heeft een emancipatoir effect. Moeders kunnen hun kinderloze dagen besteden aan studie, werk of een nieuwe partner.” Maar ze zegt ook: „Het perspectief van het kind is uit het oog verloren. Er wordt geschermd met het belang van het kind. Maar of co-ouderschap voor het kind de beste optie is, en wat daarvoor dan de voorwaarden zijn, dat moet nog worden onderzocht.”
Voor Esther Visser (22) was co-ouderschap geen succes. Haar ouders scheidden toen ze 14 was, zij woonde om en om bij haar vader en moeder. „Ik voelde me nergens thuis.” Na een jaar is ze bij haar vader gaan wonen. Misha Huisman (22) woont al twaalf jaar in twee huizen. Dat blijft ze doen, ook al is ze het op en neer reizen zat. Kiezen voor één huis is ook de keuze voor één ouder en tegen de ander. En dat wil ze niet. „Mijn broertje van 17 wil ik ook niet in de steek laten.”
De ‘tweehuizenconstructie’ is het minst stabiel van alle echtscheidingsvormen. Die conclusie trekken socioloog Anne-Rigt Poortman (Universiteit Utrecht) en Ruben van Gaalen (CBS) in hun onderzoek uit 2017, Shared residence after separation . „Co-ouderschap vergt veel coördinatie en coöperatie. Eenvijfde van de co-ouderende ouders in Nederland stopt ermee binnen twee jaar.” De kinderen gaan daarna meestal naar de moeder. En dan zijn we weer bij de klassieke constructie, waarvoor nog altijd 70 procent van de ex-stellen kiest – moeder heeft de kinderen, vader een omgangsregeling.
Slechts voor een select groepje ouders
De onderzoekers zien ook dat co-ouderschap is voorbehouden aan een select groepje ouders: autochtoon, hogeropgeleid, met voldoende financiële middelen en weinig (persoonlijke) problemen en onderlinge conflicten. Moeders met een betaalde baan, vaders die voor de scheiding al een actieve vaderrol hadden.
Co-ouderschap is geen Nederlandse uitvinding; het is mogelijk in onder meer Canada, België, Australië, Noorwegen, Zweden, Frankrijk. In Europa is het een trend, ziet hoogleraar Antokolskaia. En ook in de VS is het een vaker gekozen optie, schrijft onderzoeker Linda Nielsen van Wake Forest University in North Carolina. Zij heeft veertig wereldwijde studies over het welzijn van kinderen na scheiding vergeleken.
Bij een scheiding zijn kinderen hoe dan ook de klos. Op een speciale cursus leren ze om te gaan met woede en verdriet
Zij ziet in al die veertig studies overwegend positieve effecten: kinderen in co-ouderschap doen het beter dan kinderen die bij één van de ouders wonen (meestal de moeder). Het voordeel van wonen bij twee ouders weegt op tegen het nadeel van leven in twee huizen. Kinderen zijn tevredener over hun leven, halen hogere cijfers op school en voelen zich minder somber dan kinderen die vooral bij hun moeder wonen. Er is alleen één maar bij al deze uitkomsten: alle vragen over het kinderwelzijn zijn beantwoord door ouders, niet door kinderen.
De Nederlandse kinderombudsman sprak wél met kinderen en schreef in 2013 in het rapport Kind in de knel: „Co-ouderschap heeft voordelen, maar is niet altijd de beste oplossing voor het kind.” Kinderen uit co-oudergezinnen kennen meer „verdrietige gevoelens” dan andere kinderen van gescheiden ouders. En vaker dan andere kinderen hopen ze op hereniging van hun ouders.
Dat hoort onderzoeker Inge van der Valk (Universiteit Utrecht) veel kinderen van gescheiden ouders zeggen. Zij doet sinds 1999 onderzoek naar gezinsrelaties na een scheiding. „Dat gevoel van gemis hebben kinderen ook als ze bij één ouder wonen. Co-ouders kunnen afspreken het kind elke dag te laten skypen met de andere ouder. Als de sfeer tussen ouders goed is, voelt een kind zich vrij om bij de één te zeggen dat hij de andere ouder mist.”
20%
Het aantal scheidende ouders dat kiest voor co-ouderschap, is in twintig jaar gestegen van 5 naar 20 procent.
70.000
Per jaar maken zo’n 70.000 thuiswonende kinderen mee dat hun ouders uit elkaar gaan.
16.000
Circa 16.000 kinderen hebben ernstige last van de gevolgen van de scheiding.
7.200
Per jaar kunnen 7.200 scheidingen getypeerd worden als conflictueuze of vechtscheidingen.
De vergeten schoolboeken, sporttas, kleren; onduidelijkheid over wanneer er van huis gewisseld moet worden; nergens echt ‘thuis’ zijn. Op het forum van Villa Pinedo, waar kinderen van gescheiden ouders ervaringen uitwisselen, zijn dit de meest gedeelde klachten over het wonen bij twee ouders. „Ik had een wisselleerstoel in Gent”, zegt hoogleraar Masha Antokolskaia. „Om de zoveel tijd moest ik met m’n hebben en houden op en neer vanuit Amstelveen. Wat een hel. Hoe moet dat voor kinderen zijn die soms om de twee dagen moeten verkassen?” Maar, zegt zij, uit Australisch onderzoek blijkt ook dat kinderen flexibel zijn en opvallend snel aan hun nieuwe leven wennen. Zo ook Floris Rierink (16), die op woensdagmiddag, vrijdagmiddag en zondagavond van ouder en dus van huis wisselt. „Wij hebben alle drie een grote tas op wieltjes gekregen. Kleren en boeken gaan daarin, mijn sporttas gaat apart mee en mijn schooltas op m’n rug.” Vindt hij het een hel? „Ik wil m’n ouders allebei blijven zien. Ik heb het ervoor over.”
Problemen die doorsijpelen
„Opvoeden na scheiding is moeilijk,” zegt onderzoeker Van der Valk. „Als je samen opvoedt, is het heel lastig om de problemen die je onderling hebt niet te laten doorsijpelen in het contact over het kind.” De voorwaarde om co-ouderschap te laten slagen, zegt zij, is dat ouders goed met elkaar omgaan. „Je moet elkaar op de hoogte houden van alle ontwikkelingen rond het kind, belangrijke beslissingen samen nemen.” En, als het even kan, ook de opvoedregels enigszins op elkaar afstemmen. Ook belangrijk, zegt zij: „De ander respecteren in zijn rol als ouder. Je kunt iemand weliswaar niet meer als partner willen, maar nog wel zijn toegevoegde waarde als ouder zien.”
Naast een goede relatie tussen beide ouders lijkt weinig afstand tussen de twee huizen (en de school) een voorwaarde voor het welslagen van de co-ouderconstructie. De budgetvoorlichters van het Nibud waarschuwen dat de gedeelde zorg voor de kinderen moeilijk te combineren kan zijn met werk, en dus inkomensverlies kan betekenen. „Mijn vader moest ’s ochtends om zeven uur de deur uit, anders stond hij in de file,” zegt Sem Borrel (25). Zijn ouders scheidden toen hij acht was. „Mijn moeder kwam dan met ons opstaan, ook al was het niet ‘haar’ week.” Ouders, zegt het Nibud, moeten draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van twee huizen, twee vakanties en de dubbele aanschaf van spullen op te brengen.
Lees ook: Blijf met elkaar praten en andere lessen voor co-ouders
Als co-ouderschap lukt, ziet Van der Valk veel voordelen voor kinderen. „Ze kunnen met beide ouders een goede band opbouwen – wat met een ‘weekend-ouder’ bijna onmogelijk is. Kinderen hebben minder kans op een loyaliteitsconflict.” Als co-ouderschap mislukt, zeggen juristen, ligt dat aan conflicten tussen de ouders. Om samen op te voeden, moeten ze meer overleggen dan ze misschien aankunnen.
Onderzoekers Poortman en Van Gaalen zien co-ouderschap stranden op praktische zaken: geld, werk, woonsituatie. En een belangrijke oorzaak van mislukking: het kind zelf. Jonge kinderen hebben te veel last van het telkens missen van een ouder, oudere kinderen (middelbare school) vinden het wisselen van huis te veel gedoe.
Is co-ouderschap een redding of een ramp? We vroegen het vier kinderen. Misha Huisman (22): ‘Ik ben het heen en weer reizen zat en wil één kamer De ouders van Misha Huisman (22) uit Jisp en Krommenie zijn twaalf jaar gescheiden. Ze woont afwisselend week op, week af bij een van haar ouders. Ze fietst samen met haar broer van 17 elke zondag van Jisp naar Krommenie of andersom. Misha studeert pedagogiek. Misha Huisman: „Toen mijn vader een nieuw huis ging kopen, gingen mijn broertje en ik mee kijken. Ik mocht kiezen welke kamer ik wilde, mocht nieuw behang uitzoeken en een nieuw bed. Daardoor werd het leuk om een nieuwe kamer te krijgen. De scheiding kwam redelijk onverwachts, mijn ouders hadden nooit ruzie, maar mijn moeder wilde liever op zichzelf zijn. „In het begin ging het zo: op dinsdagavond naar papa, tot donderdagmiddag, uit school naar mama en dan het ene weekend bij hem en het andere bij haar. Toen ik naar de middelbare school ging heb ik gezegd: nu wil ik week op, week af. Zodra mijn broertje van de basisschool af was, kon dat, zeiden mijn ouders. En zo doen we het nu al jaren. Elke zondag wisselen we van huis. Samen met mijn broertje, we fietsen er een half uur over. Mijn ouders hebben elkaars sleutel, zij brengen onze spullen heen en weer. Ik pak zelf mijn tas in: laptop, schoolboeken, sportspullen, kleding. Dat staat dan in de gang als ik bij de andere ouder aankom. Ik heb een paar dingen dubbel – rekenmachine, borstel – maar laptop, make-up en opladers neem ik mee. Mijn tas pak ik eigenlijk nooit uit. Mijn broertje en ik zeggen vaak: zullen we een huis in het midden kopen? „Mijn vader heeft sinds zeven jaar een nieuwe relatie. In het begin was ik opstandig. Ik dacht: waarom moet er nou iemand bij? Mijn moeder is altijd alleen gebleven, dus daar waren we een gezinnetje van drie en bij hem thuis ook. Maar ineens was zij er altijd. Toen ik voor het eerst verliefd was, ik was 16, besefte ik: als je verliefd bent, wil je veel tijd met diegene doorbrengen. Ik werd minder opstandig. Ik vond het in het begin moeilijk tegen mijn moeder iets over de vriendin van mijn vader te zeggen. Nu gaat dat beter. Mijn moeder neemt het zelfs vaak voor haar op en legt me uit hoe de vriendin van mijn vader de dingen ziet. „Ik heb vaak geen zin om te verkassen, dat komt door het half uur fietsen. Maar soms komt de wisseldag me wel goed uit: als ik in een week een keer ruzie heb gehad met een van mijn ouders. Ik ben veel thuis, omdat ik mijn ouders in hun week ook veel wil zien, maar op een gegeven moment ben je er ook wel weer klaar mee. Dan is het fijn dat je kan wisselen naar de andere ouder. „Ik ben nooit in het verkeerde huis beland, maar ik moet wel vaak nadenken: uit welk bed ben ik vanochtend gestapt? In beide huizen gelden dezelfde regels – afruimen, soms koken, geen telefoon aan tafel. Papa heeft meer frisdrank in huis. En mijn moeder is meer bezorgd. Ik moet haar altijd appen waar ik ben, met wie ik fiets en hoe laat ik thuis ben. Mijn vader zegt: als ik wil weten waar je zit, dan bel ik je wel. „Ik ben het heen en weer reizen zat en wil één kamer, één kast waar alles in ligt. Ik ben natuurlijk oud genoeg om te kiezen waar ik wil wonen, maar ik heb geen voorkeur en wil mijn ouders allebei graag blijven zien. Dus blijf ik op en neer gaan. Ja, het bekende loyaliteitsconflict. Ik voel dat ook zo richting mijn broertje. Nu hij 17 is en zelf ook wat vaker weg, wordt dat minder, maar vroeger wilde ik hem niet alleen achterlaten. Als hij straks uit huis gaat, dan kan ik ook. We zeggen vaak tegen elkaar: zullen wij een huis in het midden kopen? Dan kunnen zij bij ons langskomen.” Esther Visser (22): ‘Die onrust ging niet over’ De ouders van Esther Visser (22) uit Leiden zijn acht jaar geleden gescheiden. Zij en haar zus (26) hebben co-ouderschap een jaar geprobeerd, maar het mislukte. Esther besloot in te trekken bij haar vader en zijn nieuwe vrouw en haar twee kinderen. Totdat ze uit huis ging, vormden ze een gelukkig samengesteld gezin. Esther studeert pedagogische wetenschappen. Esther Visser: „Mijn ouders wilden een eerlijke verdeling. Ze woonden allebei in Assen, we deden week op, week af. Zij besloten het zo te doen, dat werd niet met ons overlegd. Ik was continu bezig met mijn tas. Inpakken en uitpakken, gitaar op m’n rug, 20 minuten fietsen van het ene huis naar het andere. Ik had het gevoel dat ik aldoor aan het verhuizen was. Ik kwam nooit tot rust, had steeds die onrust van ‘over een paar dagen moet alles weer mee’. Het was niet een kwestie van wennen, die onrust ging niet over. „Ik kon me niet thuisvoelen op twee plekken. Dat lag niet aan de spullen, ik mocht mijn kamers zo inrichten als ik wilde en had leuke spulletjes op beide plekken. Toen mijn vader na een jaar een nieuwe vriendin kreeg, wilde hij naar Zwolle verhuizen. Dat was voor mij het moment om te zeggen: ik trek het niet meer. Ik wil bij één ouder wonen en om het weekend naar de ander. Ik was toen 15 en wilde bij mijn vader wonen. De band met hem is altijd beter geweest. Ik vond het moeilijk om dat tegen mijn moeder te zeggen, ik wilde haar niet teleurstellen. Het voelt heel onnatuurlijk om tegen een van je ouders te zeggen: ik wil niet bij jou wonen „Ik heb co-ouderschap een tijd volgehouden, omdat ik dacht: dat is eerlijk. Dan ben ik even lang bij iedereen en dat is goed voor mijn ouders. Het voelt heel onnatuurlijk om tegen een van je ouders te zeggen: ik wil niet bij jou wonen. Dat heb ik nu nog, ook al woon ik op mezelf in Leiden. Als ik bij papa langsga, heb ik het gevoel dat ik ook bij mijn moeder langs moet omdat het anders niet eerlijk is. Voor mijn moeder kwam het als een klap. Ze was verdrietig en boos, voelde zich achtergesteld. En verlaten; eerst haar man en nu haar kinderen. „Ik voelde me schuldig en verantwoordelijk voor haar verdriet. Totdat ik ging studeren in Leiden heb ik bij mijn vader en zijn nieuwe vrouw in Zwolle gewoond. Zij had twee kindjes – nu 12 en 14, toen 3 en 6. We vormden een samengesteld gezin en ik vond het heerlijk. Ik genoot van het leven in een stabiel gezin. Geen ruzies meer, geen gezeur, een huis met mensen die van elkaar houden, een plek waar iedereen blij is. „De weekenden bij mijn moeder verliepen moeizaam. Ze maakte weleens opmerkingen over papa en mijn nieuwe gezin. Als ik iets leuks met hem had gedaan, durfde ik dat vaak niet te zeggen. Zij kon dan pinnig reageren: ‘Nou, bij papa is alles maar goed voor elkaar, hè’. Ik had het gevoel dat ik mijn vader moest verdedigen en dat deed ik ook. Dat maakte haar boos, we schreeuwden en maakten ruzie. Vanaf het moment dat ik om het weekend bij haar was, werd de mentaliteit meer: we hebben 48 uur samen, laten we het leuk maken. „Vorig jaar was de diploma-uitreiking van mijn bachelor. In principe krijgen studenten twee kaartjes. Ik heb er vier nodig. Eigenlijk zeven als ik mijn zus, broertje, zusje en moeders nieuwe vriend er ook bij wil. Het contact met mijn moeder is nu iets rustiger. Mijn kijk op de liefde is door de scheiding van mijn ouders niet achteruitgegaan omdat ik de jaren dat ik bij mijn vader woonde, heb gezien hoe het ook kan. Liefdevol. Ik heb nu geen relatie maar later wil ik zeker trouwen.” Floris Rierink (16): ‘De wisseldag is een mindere dag, dan is er vaak irritatie’ De ouders van Floris Rierink (16) uit Naarden zijn nu vier jaar gescheiden. Hij heeft een jongere zus (14 jaar) en broer (12). Floris wisselt om de 2,5 dag van huis, en rolt zelf zijn tas op wieltjes naar de overkant, zijn ouders wonen in dezelfde straat. Floris zit in 5 vwo. Floris Rierink: „Ik had al eens tegen mijn moeder gezegd: misschien is het beter als jullie scheiden. Ze hadden vaak ruzie, ik was er klaar mee. Nu gaat het prima tussen mijn ouders. We borrelen nog weleens met z’n allen, maar het was niet meer te doen om in één huis te wonen. Toen ze uit elkaar gingen, hebben wij alledrie een grote tas op wieltjes gekregen. Ik loop zelf naar de overkant, van nummer 15 naar 18 of andersom. Op woensdagmiddag, vrijdagmiddag en zondagavond wisselen we. Bij mijn moeder pak ik mijn tas wel uit, want zij wast alles. Daarna ligt het weer schoon in mijn kast. „Dat ze zo dicht bij elkaar wonen is handig, maar ook een nadeel: ik vergeet vaak spullen, omdat het toch maar aan de overkant is. Ik kan het zo even ophalen. Maar mijn moeder vindt het a-relaxed als wij op de dagen dat we bij papa zijn zomaar bij haar binnenkomen. Ze is kindercoach en heeft praktijk aan huis. „De communicatie tussen mijn ouders over ons is goed. Binnenkort gaan we met z’n allen een paar dagen op reis, een wens van mijn zusje. Ze heeft een bloedziekte en een beenmergtransplantatie en chemo gehad; het gaat nu veel beter. Ze wil het noorderlicht graag zien, die wens wordt vervuld door stichting Make-A-Wish. We hebben een groepsapp met zijn vijven. Daarin bespreken we cijfers, roosters, sport. In de twee huizen gelden veel dezelfde regels. Maar: bij papa laten we onze spullen op de keukentafel staan, bij mijn moeder moeten we alles opruimen. Zij wil ook dat onze kamers netjes zijn. Bij mijn pa is m’n kamer een bende. Bij mijn moeder mogen we niet op ons mobieltje aan tafel. Mijn vader zegt er ook wat van, maar na het eten gaat iedereen op z’n telefoon. Hij ook. Binnenkort gaan we met z’n allen een paar dagen op reis, een wens van mijn zusje „Laatst was ik uitgegaan terwijl het niet mocht. Ik kwam om half drie thuis, bij mijn moeder. Ze was heel boos. Daarna kreeg ik niet ook nog een preek bij mijn vader, ze weten van elkaar al dat de een straf heeft gegeven. „De wisseldag is altijd een mindere dag. Dan moet ik weer wennen aan het andere huis en daardoor ontstaat er vaak irritatie met een van mijn ouders. Bij mijn vader eten we vaak laat, omdat hij met z’n allen wil eten, dus als een van de kinderen sport heeft, wachten we allemaal. Mijn moeder wil vroeg eten, als je later bent moet je wat opwarmen. Of: bij mijn moeder is alles spic en span, maar dan kom ik bij papa en dan staat de tafel vol met borden. Daar kan ik boos van worden. En andersom wordt hij boos dat wij niks opruimen. Op de wisseldag zijn we allemaal wat prikkelbaarder lijkt wel. „Ik heb geen voorkeur bij wie ik woon. Mijn vader is strenger met het huiswerk. Hij vindt: school op 1, dan sport en dan vrienden. Mijn moeder snapt heel goed dat mijn vrienden op 1 staan, dan sport en dan school. Ik zou niet liever bij één ouder wonen. Ik wil wel liever week op, week af, dat lijkt me relaxter, meer rust in de week. Maar dat gaat niet met het werk van mijn ouders. Ik zou het leuk vinden als mijn ouders allebei iemand ontmoeten die hen gelukkig maakt. Daar zou ik geen problemen mee hebben. Ik heb geen vriendinnetje maar voor later zie ik wel het klassieke plaatje voor me: trouwen en kinderen.” Sem Borrel (25): ‘Je krijgt er een rol bij: die van oliemannetje’ De ouders van Sem Borrel (25) uit Amsterdam gingen uit elkaar toen hij 10 was. Na korte tijd wisselen van huis, koos zijn twee jaar oudere zus ervoor bij hun moeder te gaan wonen. Zijn twee jaar jongere broer koos voor zijn vaders huis. Hij bleef beide ouders bezoeken. Sem is evenementen-technicus. Sem Borrel: „Ik sliep altijd in het bovenste bed van een stapelbed, en ik merkte wel dat mijn vader of moeder ’s nachts onder mij kwam liggen. Ze gingen ook Engels tegen elkaar praten. Wanneer ze nou precies gescheiden zijn, weet ik niet eens meer. Ik zat in groep 6, dat weet ik wel. „Als kind ga je mee in de flow, je ouders bepalen wat het beste voor je is. Mijn moeder kreeg een huis vlak bij ons oude huis. Wij, mijn oudere zus, jongere broertje en ik bleven op maandag en dinsdag bij de één, wisselden op woensdagmiddag, en dan de weekenden om en om. Ik vond dat ingewikkeld, want ik voetbalde op dinsdag en donderdag. Ik was gewend aan die regelmaat en nu werd alles anders. „We hebben het schema misschien twee maanden volgehouden. Toen hebben wij de regie genomen, of eigenlijk deed mijn oudere zus dat vooral voor ons. We zeiden: dit is gekkenwerk, we willen week op, week af. Als het haar week niet was, miste mijn moeder ons zo dat ze naar het schoolplein kwam om ons te bespieden. Mijn vader moest om 7 uur de deur uit voor zijn werk, zij kwam dan met ons het ochtendprogramma doen. Mijn vader was ook altijd pas om zes uur thuis. Daardoor hebben we wel goed voor onszelf leren koken. Scheiden is ook voor ouders niet leuk, dus probeerde ik altijd lief te zijn „Mijn zus deed vwo, ze kreeg het druk met school en ze had zo veel stress van dat wisselen van huis, dat ze het zat was en ervoor koos vast bij mijn moeder te wonen. Mijn moeder kreeg een vriend, met wie ze nu nog is. Ze wilde van Utrecht naar Arnhem verhuizen. Mijn broertje is toen uit protest bij mijn vader ingetrokken, hij hoefde mijn moeder even niet meer te spreken. Ik bleef bij beiden komen, maar niet meer om de week. Daardoor zag ik mijn broertje ook minder. Na een tijdje zei mijn vader tegen mijn broertje dat hij ook maar bij zijn moeder moest gaan wonen. Voor mijn gevoel hoefde mijn vader ons niet per se. Mijn moeder wilde ons in elk geval liever. Zij was freelancer en vouwde haar leven om ons ritme heen. Ik vond het fijn om bij haar te wonen, voor 70 procent ben ik een moederskindje. „Ik heb ooit een beroepskeuzetest gedaan, en daar kwam uit dat ik het talent heb om de hofnar te spelen. Van jongs af aan wilde ik altijd iedereen blij maken. Scheiden is ook voor ouders niet leuk, het laatste dat je wilt als kind is dat ze ongelukkig zijn. Dus probeerde ik altijd lief te zijn, goed te luisteren en iedereen aan het lachen te maken. Ik ben het gelukkigst als anderen gelukkig zijn. Ik was absoluut geen heftige puber. Mijn broertje was stil en knorrig, mijn zus kon enorme ruzie trappen. Dat heb ik ze wel kwalijk genomen. Was het net een beetje cool thuis, kregen we dát weer. Ik vond dat ze, net als ik, gewoon een beetje moesten meebuigen. „Een gescheiden kind valt niet te plakken. Als volwassene draag je de sporen van de scheiding mee. Iedereen krijgt er nog een rol bij: je bent niet meer alleen broer of zoon, maar ook nog oliemannetje, zoals ik. Het heeft me gemaakt tot wie ik ben. De tussenpersoon die de een vertelt hoe het met de ander gaat. Ik ben het draadje dat ons als gezin bindt.” Carlijn Vis & Rinskje Koelewijn 23 februari 2018 https://www.nrc.nl/nieuws/2018/02/23/ieder-de-helft-a1593091
Recente reacties