Interessante casus rond donorschap.
De vrouw, inmiddels bevallen van een kind via IVF met het zaad van de donor, wil dat gerechtelijk wordt vast gesteld dat de man de verwekker is van het kind! De moeder verzoekt tevens te bepalen dat de man met ingang van de datum waarop het vaderschap van de man gerechtelijk zal zijn vastgesteld, aan haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind dient te betalen van € 415 per maand. De moeder stelt de behoefte van de minderjarige op € 830 per maand.
Hieronder het verslag van de zitting.
Partijen hebben een donorovereenkomst gesloten, die door hen op is ondertekend. Op dezelfde datum heeft de notaris met het oog op genoemde overeenkomst de handtekeningen van partijen gelegaliseerd ter identificatie.
In de overeenkomst is – samengevat en voor zover van belang – opgenomen dat de man – de donor – bereid is om zonder dat daar enige geldelijke vergoeding tegenover staat aan de ontvanger – de moeder – sperma te doneren ten behoeve van kunstmatige inseminatie. Voorts is opgenomen dat deze kunstmatige inseminatie zal gaan plaatsvinden. De donor en ontvanger hebben geen relatie, anders dan een zakelijke relatie betreffende deze donorovereenkomst. Er zullen geen familieleven en/of familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen donor en het kind dat uit de spermadonaties wordt geboren. Ontvanger en donor zien af van alle rechten op legaal en financieel gebied die normaal gesproken zouden ontstaan tussen donor en het kind. Ontvanger zal nooit financiële ondersteuning vragen voor de opvoeding van het uit deze overeenkomst geboren kind. Op verzoek van donor is toegevoegd dat ontvanger tevens zegt dat niet nodig te hebben; zij verklaart financieel goed voor het kind te kunnen zorgen.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij betwist niet dat hij de biologische vader van het door ivf verwekte kind is, maar hij beroept zich op de door beide partijen ondertekende donorovereenkomst, die maken dat hij niet als verwekker van het kind kan worden aangemerkt. De man weerspreekt dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en/of een gezamenlijke kinderwens. Hij heeft nimmer de bedoeling gehad het ouderschap van het kind op zich te nemen, noch zich zodanig gedragen. Hij stelt dat het initiatief van het donorschap en de donorovereenkomst van de moeder zijn uitgegaan. In ieder geval heeft hij haar niet onder druk gezet om een dergelijke overeenkomst te tekenen. Hij heeft daartoe stukken overgelegd. De man concludeert tot afwijzing van het verzoek, dan wel tot niet ontvankelijkheid.
De bijzondere curator adviseert – gelet op de geldende jurisprudentie – de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, gelet op het donorschap van de man, zoals blijkt uit de tussen partijen gesloten donorovereenkomst. Zij verwijst naar de door de man overgelegde WhatsApp-berichten die zijn visie ondersteunen dat het initiatief van de donorovereenkomst van de moeder is uitgegaan en dat de man haar niet onder druk heeft gezet om deze overeenkomst te ondertekenen
De Rechter stelt:
Op grond van artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind, of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld.
Het verzoek van de moeder is binnen de termijn genoemd in artikel 1:207 lid 3 ingediend
De rechtbank stelt voorop dat onder de verwekker van een kind in het algemeen niet wordt begrepen de man die als donor zijn sperma ten behoeve van kunstmatige bevruchting heeft afgestaan met het oogmerk van donorschap. Aan een dergelijk biologisch vaderschap is dan ook geen juridisch vaderschap als bedoeld in artikel 1:207 BW verbonden, noch een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:394 BW.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader van het kind is en dat de conceptie via een ivf-behandeling tot stand is gekomen. Evenmin staat ter discussie dat partijen een dergelijke donorovereenkomst hebben ondertekend. De moeder beroept zich er echter op dat het aldoor de bedoeling van partijen is geweest dat zij samen het ouderschap zouden gaan vervullen, maar dat de man onverwacht een donorovereenkomst wilde aangaan. Zij wilde dit niet, maar zij heeft deze overeenkomst onder druk van de omstandigheden toch ondertekend.
De moeder stelt dat partijen in april 2015 een relatie kregen en dat zij samen – als ouders – een kind wilden. Aangezien de moeder 2014 al gehoord had dat voor haar een zwangerschap op natuurlijke wijze moeilijk zou gaan, zijn partijen diezelfde maand nog naar [stad] gereisd om donormateriaal af te geven en te laten invriezen voor kunstmatige inseminatie. Vervolgens is de moeder in 2015 en 2017 toch tweemaal op natuurlijke wijze zwanger geworden, welke zwangerschappen voortijdig zijn geëindigd. Daarom hebben partijen in 2017 besloten inderdaad het ivf-traject in te gaan. Gedurende dit traject is de man volgens de moeder opeens met een donorovereenkomst op de proppen gekomen. De relatie van partijen liep op dat moment niet goed. Zij voelde zich onder druk gezet om te tekenen, omdat zij toen al een hormoonbehandeling onderging in het kader van het ivf-traject en de artsen haar hadden afgeraden om hiermee te stoppen. De moeder heeft het ervaren alsof zij die overeenkomst onder dwang heeft getekend. Uiteindelijk is de moeder via ivf zwanger geworden van de man.
De man betwist niet dat hij de biologische vader van het kind is, maar hij stelt dat hij louter als zaaddonor heeft gefungeerd. Hij heeft vanaf dag één ondubbelzinnig aangegeven dat hij niet de intentie had om een betrokken vader van het kind te worden. Hij heeft nimmer een andere houding aangenomen, aldus de man.
De man stelt dat partijen elkaar via een website kennen en dat zij af en toe met elkaar afspraken. Hij heeft de moedert toen verteld dat hij in het verleden tweemaal spermadonor was geweest. De moeder heeft hem vervolgens verzocht of hij dat ook voor haar wilde zijn. De man heeft daarin toegestemd. Hij heeft daarom – op de wens van de moeder in een ivf-kliniek in [land] – donormateriaal geleverd.
De man weerspreekt dat partijen een relatie hadden, dat zij een gezamenlijke kinderwens hadden en dat hij de moeder onverwacht een donorovereenkomst liet tekenen, die zij onder druk of dwang zou hebben getekend. Ter onderbouwing verwijst de man naar WhatsApp-berichten van de moeder uit september/oktober 2017, waaruit volgens hem blijkt dat het juist de moeder was die hem verzocht om een donorcontract en dat zij daartoe de afspraak bij de notaris heeft gemaakt. Uit de berichten blijkt zelfs dat de moeder haast had met de overeenkomst, omdat zij ook een andere donor had gevonden, aldus de man.
Oordeel rechtbank:
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de moeder tegenover de gemotiveerde weerlegging door de man onvoldoende heeft aangetoond dat zij de donorovereenkomst onder druk dan wel een ander wilsgebrek heeft getekend. De moeder heeft bovendien haar stelling dat de man het oogmerk had om het ouderschap ten aanzien van dit kind op zich te nemen niet onderbouwd. Dit leidt ertoe dat de man wel als de biologische vader van het kind kan worden beschouwd, maar dat hij niet is aan te merken als de verwekker in juridische zin. De vrouw is daarom niet ontvankelijk is haar verzoek.
Recente reacties